Het boek Petrus Forestus Medicus; over zijn strijd tegen ‘landloeperen ende valscher medicyns bedroch’. Geschreven door Jan Schnerr op 2 oktober 2001.

Bezoek de Jeroen Bosch tentoonstelling in Rotterdam en zie het beroemde schilderij met de keisnijder. Deze kwakzalver stond in een lange traditie en had vele laat- en post-Middeleeuwse navolgers. Er hangen ook moderne kunstenaars die gefascineerd zijn door de bizarre voorstellingen van de Bosschenaar. Een gemanipuleerde foto uit 1996 van de jonge Javier Teilez in de benedenzaal verwijst al naar de ‘echte’ Keisnijder die op de eerste verdieping hangt. Het kunstwerk van Teilez toont de bedrieger die de ‘kei’ snijdt, de zot die zich laat bedotten en de nieuwsgierige toeschouwers. Op de foto valt een regen van twintigste-eeuwse pillen en capsules naar beneden (beseft de kunstenaar dat zijn boodschap contrair is aan die van zijn grote voorbeeld, tenzij hij alternatieve geneesmiddellen bedoelt?). Bosch had verwantschap met de Moderne Devotie, een stroming die inging tegen de primitievere elementen van het christendom en meer individualistisch was. Zijn boodschap was: bedrog blijft en domheid is zijn eeuwige metgezel. De moraal: geloof niet iedereen die u heling of heil belooft.

De oorspronkelijke keisnijder hangt dus boven. Naast De Goochelaar, ook van Bosch. Hetzelfde thema, de zotheid is alom, de een bedriegt, de ander laat zich bedriegen en bestelen. De zieke op het schilderij, Lubbert Das is zijn weinig eervolle naam, laat zich tillen door de kwakzalver. Op beide taferelen staat publiek toe te kijken. Nieuwsgierig, passief en laf. Kwakzaverij is duidelijk niet een fenomeen van na de Wet op de Medische Beroepsuitoefening. De Alkmaarder Pieter van Foreest ging er al in 1545 tegen te keer in zijn ‘Vander Empiriken, Landloeperen ende valscher medicyns bedroch’ (in: Petrus Forestus Medicus, Amstedam, 1996). Al bij hem zie je overigens een probleem opdoemen waar de geneeskundige sector nog steeds mee worstelt. Dat van de ‘gediplomeerde’ dokters in het tussengebied, in zijn geval de ‘Paracelcisten’.

Het deed mij denken aan een interview met Sylvia Millecam. Ik had geen idee wie Sylvia Millecam was. Op een avond, zappend naar nieuws, kwam zij in beeld met interviewer Theo van Gogh. Een herhaling. Ik vond haar een mooie vrouw en bleef kijken. Ze was spontaan en leek me eerlijk en intelligent. Zij was net overleden: borstkanker. De kranten schreven over haar, zij had magneetveldtherapie gehad, was ingepekeld door de zouttherapeut en ook het Betuwse Medium heeft nog op tijd van haar centjes gesnoept. Niets hielp. Zelfs de antitoxische therapie, een subspecialisatie van de orthomoleculaire school, stond machteloos. Haar laatste weken bracht zij door in het huis van een arts-homeopaat-acupuncturist. Er zijn ook nu nog twee soorten kwakzalvers: die met een artsenbul en de echte kermisklanten. Aan de eerste soort heb ik de grootste hekel.

Ongediplomeerde inpekelaars en keisnijders waren er al ten tijde van Jeroen Bosch en zij zullen er over honderd jaar nog zijn. Maar de gediplomeerde schuinsmarcheerders zorgen voor een schijnbaar vloeiende overgang tussen de reguliere geneeskunde en de kwakzaverij. Bij hen is niet alleen de individuele zieke in verkeerde handen maar ook de integriteit van de geneeskunde. De keisnijder zou het logo kunnen worden van de moderne kruistocht tegen de kwakzaverij. De Inspectie probeert het voorzichtig. Ik wens ze succes maar ik ben sceptisch. Zolang er wetten zijn als de BIG en er polissen met alternatieve geneeswijzen te koop zijn bij verzekeraars, die straks ook nog de regie in de gezondheidszorg gaan krijgen, blijft het vechten tegen de bierkaai. Zolang zullen de keisnijders en goochelaars de angstigen en wanhopigen lichter blijven maken.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *