Pieter Gerbrandy, regeringsleider in Londen tijdens de Tweede Wereldoorlog stond bekend om zijn matige beheersing van de Engelse taal. Op een bijeenkomst waar hij voor het eerst Churchill ontmoette zei hij met uitgestoken hand: ‘Goodbye Mr. Churchill!’ Waarop deze zei: ‘Well, this is the shortest meeting I ever had.’ (Volgens de International Churchill Society was het antwoord iets eleganter: ‘Sir, I would wish that all political meetings were so short and sweet.’)
Over slecht Engels gesproken, ‘In het internationale verkeer spreken de meeste mensen heel goed bad English’, schreef Ben Tiggelaar onlangs in de NRC. De kop luidde, ‘Slecht Engels is de wereldtaal’. Dat zou kunnen maar, wat is dan eigenlijk de meetlat, wat is goed Engels? Oxford Engels? Dat wordt maar door een kleine minderheid van de Engelssprekenden op de wereld gesproken. Amerikaans? Australisch? Of Indiaas Engels dat voor ons al moeilijker te verstaan is. Een belangrijk punt lijkt mij ook of deze vormen van Engels bezig zijn uit elkaar te drijven. Een Japanse en een uitstekende Duitse vertaalmachine (DeepL) bieden zelfs al een paar varianten Engels aan. Op het vliegveld bij Kaapstad stonden wij niet zo lang geleden voor het loket met verloren voorwerpen. De dame achter het loket sprak bijzonder vlot en het was Engels. Wij meenden althans Engelse woorden te herkennen. Zeer gemotiveerd als wij waren om te begrijpen wat er werd gezegd, duurde het toch enkele minuten vóór wij begrepen dat wij aan de achterzijde van die rij hokjes moesten zijn. Zij behoorde tot die 90% Zuid-Afrikanen die Zuid-Afrikaans Engels sprak, niet als moedertaal maar als lingua franca in dit land met 11 officiële (‘ambtelijke’) talen. Ik denk dat wij over tien jaar naar die mooie jas zouden kunnen fluiten. Men is daar hard bezig zijn eigen tussentaal te maken.
Ik herinner mij nogal wat goed verstaanbare, bedachtzaam Engels sprekende Duitsers en Fransen in het gezelschap van vlot sprekende Amerikanen of Engelsen. Bij zulke bijeenkomsten merkte ik vaak dat er bij Nederlanders vaak een kloof gaapt tussen wat zij denken te kunnen in het Engels en hun feitelijke bedrevenheid. Al te ‘vlot’ Engels spreken en onderweg nog een grapje willen maken in deze vreemde taal, het is geen feest om aan te horen. Terwijl Nederlanders die je bij uitzondering iets hoort zeggen in het Duits of in het Frans meer die zorgvuldigheid hebben van Fransen en Duitsers die Engels spreken. Het ergste met Engelssprekende Nederlanders zijn de lunches, als het gespreksonderwerp niet meer het eigen vakgebied is maar de conversatie meer spontaan wordt en het gesprek alle kanten op mag gaan. Fremdschämen noemen de Duitsers dat. Peinlich vaak!
Laten wij hier voor het gemak zeggen: internet-Engels is de wereldtaal. Is dat prettig? Er worden minstens zesduizend talen gesproken op de wereld (ik reken het Fries mee). Stel dat ik in 1850 geleefd zou hebben. Dan zou ik vast een gebed naar boven gezonden hebben, met de vraag of er alstublieft één lingua franca mocht komen. En, zou ik er zachtjes achteraan hebben gefluisterd, mag het alstublieft een Germaanse taal wezen? God of de geschiedenis heeft datgene voortgebracht wat ik wilde: het werd niet het Han-Chinees of nog erger, Koreaans of een taal die maar in één vallei op Nieuw-Guinea voorkomt of zo’n kliktaal in Zuidelijk Afrika. Het werd het Germaanse en grammaticaal uitermate eenvoudige Engels. Hoera! How come? De industriële revolutie in Engeland, het vestigingskolonialisme, de twintigste-eeuwse oorlogen op het Europese continent en de opkomst van supermacht Amerika met ‘zijn’ internet hebben geleid tot Engels als tweede taal van inmiddels meer dan anderhalf miljard mensen. Daardoor kregen de Angelsaksische volkeren gratis-voor-niks een voordeel in de schoot geworpen. Bij dat laatste past een kanttekening, misschien zelfs relativering: het moeten leren van één of meer vreemde talen door jonge mensen vergt een herseninspanning die voordelen oplevert.
Wat gaat er gebeuren in de door velen voorspelde aanstaande Aziatische eeuw? Han-Chinees vervangt ‘Pacific Engels’? Ik denk van niet maar de geschiedenis kan rare bochten maken. Als er één continent belang heeft bij efficiënte overbrugging van taalverschillen is het Europa. Een technologische oplossing die het Engels als tussentaal, met de onvermijdelijke kwaliteitsvermindering in de contacten, overbodig maakt zou mooi zijn. Dat vraagt extreem complexe programma’s. In China is nu een vertaalprogramma gemaakt met 275 miljard algoritmen. Dit is daar blijkbaar een van de prioriteiten. Ik wacht op een kleine vertaalmachine in mijn borstzak die via de cloud mijn grappige vakantieverhaaltje real time vertaalt naar de oortjes van mijn Italiaanse, Franse en Duitse lunchgenoten. Via 5G gaan zelfrijdende auto’s miljarden data per seconde verzenden die in de cloud door tientallen miljarden algoritmen worden verwerkt tot het besef dat verderop een bejaarde aanstalten maakt om een zebrapad te betreden. Dat lijkt simpel maar is volgens mij complexer dan de vertaling van, “in Benidorm dronken wij met gemak elke avond een kratje bier”. Als wij afspreken dat wij niet de hele tijd door elkaar heen praten moeten wij tijdens die lunch een eind kunnen komen. Of heeft het Nederlands tegen die tijd al het loodje gelegd tegen het consultancy Engels en de human resource advertenties? Laten we hopen dat die oortjes snel komen.
Terugkomend op de “blunder” van Gerbrandy: in 1942 en 1943 kwam Gerbrandy in Londen stevig in conflict met koningin Wilhelmina. Zij droomde van een Nieuw Nederland na de Duitse nederlaag, met andere politieke partijen. Gerbrandy biograaf Fasseur schrijft hierover dat Wilhelmina, in het naoorlogse Nederland, in elk geval een andere minister-president wilde. In het Hollandse geestelijke klimaat na 1945 was het neerbuigende Gerbrandy-Churchill citaat even onverwoestbaar als de mythe rond de koningin-in-oorlogstijd, van “de enige man in de regering”. Interessanter dan de vraag naar de historische waarheid rond het ‘goodbye’ van Gerbrandy is de diepere kern van het verhaal: behalve dat het en passant de Wilhelminamythe versterkt plaatst het de kleine Hollander tegenover de Engelssprekende gigant.
