Excuses voor de Loop van de Geschiedenis

De drieëntachtigjarige heer Noordi Pakoeningrat keek mij ernstig aan, met zijn rechteroog. Het linker was van glas of kunststof en was al lang geleden opgehouden deel te nemen aan welk gesprek over het verleden dan ook. Waar komt u vandaan? Hij vroeg het in onberispelijk Nederlands. Op het antwoord “Heemstede” (met de haastige aanvulling “bij Haarlem, vlak bij Amsterdam”) had hij met een in eerste instantie onbegrijpelijke afkorting gereageerd: “RCH”. En even later: “Heemstede is een voorstad van Haarlem; dat heeft Bos mij geleerd.” De Bosatlas, begreep ik. Een kwartier later bleek dat hij jarenlang op Voetbal International (“VI”) geabonneerd was geweest om zijn Nederlands bij te houden en omdat hij gek is op voetbal. Ook Bruintje Beer kende hij goed. Helaas had hij VI moeten opzeggen toen tien jaar geleden de rupiah aan een inflationaire glijvlucht begon die er toe heeft geleid dat men vandaag voor een fles Australische wijn van gemiddelde kwaliteit 300.000 rupiah betaalt. Hij vertelde dat hij voor Sparta was, al jarenlang, maar RCH (Racing Club Heemstede) kende hij ook. Hij las als hij de kans kreeg graag Nederlandse tijdschriften en ook Nederlandse boeken, met name over de laatste fase van de koloniale tijd, de tijd van zijn jeugd.

“Wij Indonesiërs krijgen de verhalen altijd van één kant te horen, de mooie kant. Ik heb altijd als ik de krant las, de dingen die waar zijn, de dingen die echt zijn, onderstreept.” Ik realiseerde mij de luxe van de persvrijheid.

Heeft onze koningin toen zij een jaar of tien geleden Indonesië bezocht nu wel of niet excuses aangeboden voor al het leed dat Nederland daar heeft aangericht? Ik zou het niet meer weten. Doet het ertoe? Het was een heftige discussie in de polder over schuld bekennen voor het koloniale verleden. Het ging met name over de jaren 1945 – 1949, de periode van de strijd tussen het Nederlandse leger en de Indonesische nationalisten, de “politionele acties”. Veel gewone Hollandse jongens werden vanuit Nederland verscheept en in Tandjong Priok en andere Indische havens uitgeladen en konden met hun geweer aan de slag in een vreemde, onbegrijpelijke wereld. De vijand was “bruin, deed in je gezicht altijd vriendelijk, had een broek met een laag kruis of een soort oerwoudjurk”. De jongens werden uitgezonden door Nederlandse politici voor wie België al een tamelijk eng stuk buitenland was. En katholiek bovendien. J.A.A. van Doorn, de latere hoogleraar sociologie en columnist en schrijver van een aantal briljante essays en boeken was een van die soldaten.

Toen op 15 augustus 1945 de Nederlanders dachten dat zij de concentratiekampen konden verlaten, werden zij daar door groepen door de Japanners bewapende jongeren opgewacht: de Pemuda’s. Die waren zo op het eerste gezicht waarschijnlijk vriendelijk ogende jongens. Maar ’s morgens werden er mensen gevonden die vermoord waren, of toegetakeld, soms op een nare manier. Een of twee dagen nadat de Japanse bezetters de wapens hadden neergelegd riepen bepaalde groepen, waaronder deze jonge guerilla’s de onafhankelijke staat Indonesië uit. De top van de nationalistische opstandelingen was er niet blij mee (ook de heer Pakoeningrat maakte er een zure opmerking over). Soekarno en Hatta (in 1949 werden zij president en vice-president) zijn zelfs nog door deze groepen gearresteerd. Mohammed Hatta had voor zover ik weet in Leiden gestudeerd en had Nederland graag in een nuttige rol gezien bij de opbouw van de jonge staat. De interne politieke strijd tussen de gematigde en de harde lijn binnen de nieuwe Indonesische elite maakte dat vanaf ongeveer 1951 steeds moeilijker. De ruzie over Papoea Nieuw-Guinea en de provinciale Haagse politiek deed de rest.

De heer Pakoeningrat is een van de gidsen in het Kratoncomplex, het paleizencomplex van de sultans van Djokjakarta. De revolutie tegen het Nederlandse koloniale gezag ging gepaard met een (al lang sluimerende) revolutie tegen de oude Javaanse adel en de gezagsstructuren op lager niveau. De sultandynastie had bij de Javaanse bevolking (Java heeft het voor het zeggen in het eilandenrijk) echter een dermate hoge status dat zij niet bij revolutie “opruimbaar” waren. Sultan Hamengku Buwono de negende heeft tien jaar in Nederland gewoond en door Europa gereisd. Hij zat in Haarlem op het gymnasium en was keeper bij de voetbalclub HFC. Hij studeerde in Leiden waarheen hij elk jaar terugkeerde om op 3 oktober Leidens ontzet te vieren. Op Java had hij tot zijn dood in de jaren negentig een bijna goddelijke status. Maar ook halfgoden moeten rekening houden met het volk. Op het Kratoncomplex staat een bord waarop samengevat staat: “Ik heb tien jaar van mijn leven in Europa doorgebracht; toch ben ik een echte Indonesiër gebleven”.

Terug naar de discussie in de Nederlandse polder tien jaar geleden. Het was plotseling niet politiek correct meer om te zeggen dat de Indonesische staat in 1949 onafhankelijk werd (namelijk door de soevereiniteitsoverdracht door Nederland aan de voorlopige Indonesische regering). Augustus 1945 werd de politiek correcte historische datum.
Onlangs kwam ik oud minister Jan Pronk tegen op een conferentie. Nog steeds wonderbaarlijk bevlogen, ondanks zijn leeftijd. Bewonderenswaardig. Maar ik moest onwillekeurig terugdenken aan het beeld, ergens in de jaren ’80 of ’90, van minister Jan Pronk, gehurkt zittend op het aarden walletje van een rijstveldje naast een paar straatarme Javaanse boeren die een irrigatiepomp of zoiets hadden gekregen. Achter hem op enige afstand staan vriendelijk glimlachende hoogwaardigheidsbekleders onder wie een minister van de Indonesische regering, geduldig te wachten. Dat hij deze mensen (zijn gastheren) te kijk zette zal in de visie van Pronk wel geen probleem zijn. Maar zou de ambassadeur hem later verteld hebben dat hij in de context van de Javaanse cultuur ook die boeren ernstig in verlegenheid bracht?

Jan Schnerr
15 januari 2013

20130211-211527.jpg
De heer Pakoeningrat met op de achtergrond de negende sultan en een Nederlandse militair

3 thoughts on “Excuses voor de Loop van de Geschiedenis

  1. Beste Jan en Ester, Jan Pronk heeft het veel bonter gemaakt dan hier wordt gesuggereerd. Hij heeft geprobeerd die tanis tegen de gezagsdragers op te zetten door hen eerst te vragen waar ze klachten over hadden en ze toen krachtig aanbevolen om de rondom staande officials stante pede aan te spreken. Die mensen schrokken zich lam en vluchtten hun hutten in. Dat heeft er toe geleid dat ALLE Nederlandse hulpverleners binnen een week hun spullen moesten pakken en Indonesië verlaten op decreet van Soeharto zelf. Jan Pronk was een direct gevaar voor je, als hij in de buurt was, want hij was niet alleen bot maar ook provocerend. Van de Indische mentaliteit heeft hij nooit iets begrepen. Goede reis verder. Joost.

  2. Pingback: Annalena en de grote, ruwe wereld – Go East

Laat een reactie achter op a3houwel Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *