Onvrede met de politiek, een kwestie van functieverlies?

Nederland maakt een “ruk naar rechts”, zegt men. En er is veel onvrede met de politiek. Is dat zo? Wij zijn een land van kleinburgers. Ons land heeft geen politieke visie maar in de eerste plaats een humeur. Mark Rutte is een briljante manager van humeuren. Een kenmerk van humeurigheid is overigens dat de werkelijkheid er niet zoveel toe doet. Wij Nederlanders scoren extreem hoog op de index kwaliteit van leven en op die van goed overheidsbestuur, dat wil zeggen dat wij zeer tevreden zijn met ons leven. Wij hebben verhoudingsgewijs weinig ambtenaren en die zijn zelden corrupt. Toch heerst er grote onvrede met de politiek: de media staan er bol van en allerlei curieuze partijen surfen op die golven.

Wat kunnen de oorzaken zijn van deze merkwaardige situatie? Ik doe een poging.

1. Nederland is in politiek opzicht bezig een provincie van Europa te worden.

2. Het Nederlandse publiek loopt achter qua besef van die ontwikkeling.

3. Ook de media hebben de omslag nog niet kunnen maken.

4. Het sociale vraagstuk is binnenslands niet meer de motor voor partijvorming.

5. Kleine partijen springen in het gat van de onvrede.

1. Steeds meer Europa

De Nederlandse politiek wordt geleidelijk een invuloefening binnen het kader van besluiten die in Brussel worden genomen. Zelfs op gebieden waar Brussel weinig bevoegdheden heeft – defensie, gezondheidszorg – wordt in de praktijk zichtbaar dat de Haagse politiek serieus rekening moet houden met wat er in Europa, en dan met name in Parijs en Berlijn, speelt.

2. Stille marginalisering van ‘Den Haag’

De provincialisering van ons politieke bedrijf was begrijpelijkerwijs nooit een populair onderwerp in Den Haag. Toch voelen veel mensen intuïtief aan dat het huidige politieke bedrijf op nationaal niveau niet meer over “de echte dingen” gaat. De “echte politiek”, dat was vroeger: Drees (AOW), Veldkamp (AWBZ), Den Uyl (werkgelegenheid), Wiegel (Het geld moet verdiend worden) en Lubbers (no-nonsense).

Kok (“Nederland is nog lang niet af”) en Rutte (“Het moet wel gezellig blijven”) waren overgangsfiguren.

3. Functieverlies kwaliteitsmedia

De media zijn cruciaal wat betreft dat Europese ‘nieuwsgat’; vooral de kwaliteitsmedia die in het verleden een doelgroep van hoger opgeleiden bedienden en met hun journalisten een relatief grote invloed hadden op de keuze van relevante nieuwsonderwerpen. Maar de Europese politiek is ingewikkeld, weinig transparant en daardoor saai; niemand is de baas, niemand heeft ooit gewonnen of verloren. Human interest en emotie-journalistiek liggen beter in de markt (NOS: “Om 04.17 uur schudde en kraakte het hele huis, … Een vrouw uit Loppersum “zat rechtop in bed”).

4. De leegte na het sociale vraagstuk

Tot begin deze eeuw was het sociale vraagstuk een reden om voor een (grote) partij te kiezen. Intussen is grote armoede effectief bestreden en fraude ver teruggedrongen. De mogelijkheden tot verdere uitbreiding van sociale wetgeving zijn begrensd. De zorgen over onrecht in de inkomenssfeer zijn vervangen door een diffuse onvrede over de relatieve welvaartsverschillen die zijn blijven bestaan. Deskundigen uiten daarover hun zorgen, maar helaas zal vermogensnivellering nimmer op nationaal niveau worden aangepakt.

5. Woordvoerders voor ontevredenen

Kleine partijen dragen zelden regeringsverantwoordelijkheid en hebben geen last van de consequenties van grote woorden. Zij kunnen per thema onvrede kanaliseren en van emotiepolitiek in het parlement een show maken. Van de media krijgen ze onevenredig veel aandacht. Daarbij gaat het vaak om problemen die om Europese initiatieven vragen: klimaat, vluchtelingen, natuurbeheer.

Resumé:

De blinde vlek voor de verschuiving van nationale naar Europese politiek en de onvrede over de relatieve welvaartsverschillen lijken mij de bronnen van de huidige klaagcultuur. Voor de duidelijkheid: ik ontken niet dat sommige Nederlanders met recht ongelukkig zijn met hun leefsituatie maar de grenzen van succesvol overheidsingrijpen op nationaal niveau zijn in zicht gekomen. Het feit dat de uitkeringsaffaire ondanks enorme politieke druk niet op korte termijn kan worden opgelost is wat dat betreft een teken aan de wand.

Wat kan de oplossing zijn? Ik denk dat die er niet is en dat die ook niet nodig is. Dit optimisme is gebaseerd op de verwachting dat de Nederlandse democratie opgewassen is tegen op en neer dompelende partijen als PVV, FvD, JA21, BBB, SP en anderen. Gaat BBB alsnog regeringsverantwoordelijkheid dragen? Fuseren met het CDA? Geen idee en het maakt eigenlijk ook weinig uit. Grote woorden over de goudeerlijke boerenstand gaan over ons uitgestrooid worden; complexe zinnen over de cultuur van het Avondland, over abortus en het gezin en genderneutrale toiletten. Maar gaan er wetten door veranderen? Ik denk het niet. Wij beginnen op de overige Europese landen te lijken.

Mijn optimisme wordt gesterkt door de Europese integratie, die wordt voortgestuwd door grote crises die minstens eenmaal per decennium Europa bezoeken. In de Angelsaksische pers zijn crisissituaties meestal aanleiding om het einde van de Europese samenwerking aan te kondigen. Of moet ik zeggen “waren”? Adam Tooze laat in de Financial Times van 28/07/2023 een nieuw geluid horen: “… climate and refugees. But another challenge is even more decisive in defining Europe’s future.”. Die ‘challenge’ is volgens Tooze de wederopbouw en vervolgens de integratie van Oekraïne.

De partijen die in het volgende Nederlandse kabinet verantwoordelijkheid willen nemen moeten zich voorbereiden op nog meer Europa. En in hun kielzog de media.