Vorige week overleed de oud-politicus Roelof Kruisinga. Ik las in de NRC een flets in memoriam en ik voel de neiging om het zelf aan te vullen. Met het overlijden van Roelof Kruisinga verdwijnt waarschijnlijk een groot raadsel voorgoed in het graf.
Kruisinga werd eind 1977 minister van Defensie en trad in recordtijd weer af: 3 maart 1978. De laatste weken van zijn ministerschap was hij uiterst onzeker, op het labiele af. Hij beging in zijn contacten met de pers de ene onhandigheid na de andere en hij werd emotioneel onnavolgbaar voor collega-ministers en anderen in zijn omgeving. Vreemd, want Kruisinga was een machtspoliticus, bovengemiddeld zelfverzekerd en succesvol. Hij had verschillende staatssecretariaten vervuld, hij was jarenlang de ongekroonde koning van de CHU en daarom ook zeer machtig in het CDA (destijds de grootste partij). Iedereen was verbijsterd over zijn razendsnelle ondergang. Kruisinga was echter spoedig vergeten want nadat hij van zijn voetstuk was gevallen bleek hoe gehaat hij was in Haagse kringen. Ik had in die tijd enig zicht op die kringen, maar wat mij verbaasde was iets anders: het argument waarmee hij opstapte en de suizende stilte daarover.
Eind jaren ’70 was de neutronenbom een heet hangijzer in de Nederlandse politiek. Een nucleaire stralingsbom die wel mensen doodde maar gebouwen spaarde. Het CDA speelde een beetje gewetensnood, maar iedereen in Den Haag , (en zeker de CDA-top) wist, dat over zulke dingen in Washington besloten werd en niet op het Museumplein in Amsterdam. Het kabinet en in de eerste plaats de minister van Defensie zou in Nederland de productie van die raket erdoor moeten drukken. Kruisinga kwam nog voor Kerstmis op Defensie. Hij maakte een akelige ruzie met VVD ’er van der Ploeg, een ijzervreter die toen al de goede oude tijden belichaamde (“Is het de minister bekend dat de munitievoorraden een gevaarlijk peil hebben bereikt” “Bedoelt u hoog of laag?” “De minister begrijpt mij donders goed”). Kruisinga weigerde van der Ploeg als staatssecretaris. De VVD fractie, de fractie met de beste contacten in de krijgsmacht (en bij de Binnenlandse Veiligheidsdienst), was woedend maar klemde de kaken op elkaar.
In het kabinetsberaad over “de bom” gaf Kruisinga niet te kennen dat hij onoverkomelijke bezwaren had. “Doorgaan” betekent dat. Toen, op 3 maart 1978 maakte Kruisinga een carrièredraai die zo radicaal was dat het volkomen on-Nederlands aandoet. Hij verklaarde dat de bom tegen zijn geweten in ging en dat hij daarom aftrad. De pers schreef zelfs dat Kruisinga atoompacifist was. Niemand betreurde zijn vertrek; de oppositie niet, zijn eigen partij niet en de VVD al helemaal niet. Mensen die misschien met een vraag rondliepen hielden hun mond: als ‘ie maar weg was. Die vraag was natuurlijk: “Is het niet bizar dat deze machiavellist, voor wie volgens alle betrokkenen alleen succes telde, bij zijn aanstellingsgesprek en later in het kabinet, wetende dat de “bom-kwestie” binnen enkele maanden op hem af kwam, niets heeft laten blijken van een gewetensprobleem en dat gewetensprobleem zelfs niet heeft uitgespeeld tijdens het kabinetsberaad toen het hem nog iets had kunnen opleveren, al was het maar een heldenaftocht?”
In 1980 vertelde een rancuneuze ambtenaar die vond dat Kruisinga zijn carrière had gedwarsboomd, mij, dat Kruisinga vreemde contacten had gehad in het Oostblok en chantabel was. “De Navo wilde hem weg hebben”. Jarenlang niets meer over de zaak gehoord. Tot 22 september 2000. Toen schreef de Volkskrant naar aanleiding van het NPS-VPRO-programma Andere Tijden dat oud-minister Roelof Kruisinga was afgetreden vanwege een drankprobleem.
Twee dagen later schreef de NRC, zonder verwijzing naar de Volkskrant in een uiterst summier artikel dat de BVD Kruisinga zou hebben gevolgd in verband met contacten met het Oostblok.
Daar blijft het tussenin hangen: de politiek die een hekel aan hem had, een gewetensprobleem, een drankprobleem, geheime contacten in het Oostblok.
Een klein onderzoek van een historicus (zoek op: Leon van Damme, Tijdschrift voor geschiedenis, aftreden Kruisinga) wijst op het eerste in combinatie met zijn christelijke overtuiging die op gespannen voet zou hebben gestaan met kernwapens. Vreemd en onverklaarbaar blijft de rol van de BVD die iemand al jarenlang volgt en dat bij zijn aantreden als minister niet aan de premier meldt.
Klein detail nog uit de Volkskrant van 22 september 2000: die heeft het over “zijn binnenkort te verschijnen memoires”. Kruisinga heeft later nog eens een poging gedaan zijn BVD-dossier in te mogen zien. Reden: “mijn memoires”. Dat inzien is maar voor een deel gelukt. Een ander deel bleef geheim (“verder is aan de heer Kruisinga medegedeeld dat nog een paar andere niet-actuele gegevens zijn aangetroffen buiten de door hem genoemde onderwerpen”). Was hij een dubbelspion? Kruisinga werd schapenboer in Engeland en werd rijk met enkele bedrijven.
Kruisinga was een briljante vent. En extreem ambitieus. Hij was een rasopportunist (hoewel … hij was al sinds 1945 lid van de Nederlands – Russische Vriendschapsvereniging). Beter is misschien de kwalificatie machiavellist. Maar ook dat kan niet het hele verhaal zijn. Hij was te excentriek voor het Nederlandse politieke pierebad. Of … als machiavellist, te “slecht”. Ik heb het altijd jammer gevonden dat wij hem tussen die eindeloze rij saaie politieke types nooit meer teruggezien hebben. Hij deed mij trouwens denken aan de Oostenrijkse toneelschrijver, Thomas Bernard. Ook zeer ambitieus, ook een jeugd waar met geen woord over gepraat werd, gesloten als een oester en spijkerhard naar journalisten maar zeer kwetsbaar in de publiciteit. Uiterlijk leken zij op elkaar als tweelingen. Misschien waren zij wel dezelfde en leidde hij een dubbelleven, in opdracht van een geheime dienst. Ik vond hem fascinerend.
Erg jammer van die memoires.
Jan Schnerr
19 december 2012
Roelof Kruisinga in HP 10 maart 1078 (foto Steye Raviez)
een fascinerende man die ik in de haren 80 goed gekend heb via de WHO connectie. Hij was onverzettelijk, ijdel en opportunistisch. Maar in de tijd ik hrm kende een akmabel mens.